Mensen die dicht in de buurt van veehouderijen wonen hebben meer luchtwegklachten, zoals hoesten en een piepende adem. De longfunctie van omwonenden in een gebied met veel koeien, kippen en varkens neemt namelijk met 2 tot 5 procent af. Ook komen er 10 procent meer longontstekingen voor in de omgeving van pluimvee. Dat blijkt uit een driejarig onderzoek van het RIVM, Universiteit Utrecht (IRAS), Wageningen UR en NIVEL onder 2.500 omwonenden uit Noord-Brabant en Limburg. Het NOS Journaal en Nieuwsuur schonken er donderdag 7 juli uitgebreid aandacht aan.
Volgens de onderzoekers is de verminderde longfunctie vooral te zien bij mensen die op 1 kilometer afstand wonen van vijftien of meer veehouderijen. RIVM, Iras, NIVEL en WUR stellen dat deze verandering het et al. Het is volgens de onderzoekers het meest waarschijnlijk wordt veroorzaakt door de blootstelling aan stoffen afkomstig uit de veebedrijven.
“Naast de uitstoot van fijnstof, baart de ammoniakuitstoot in de landbouw ons veel zorgen”, zegt onderzoeksleider Dick Heederik van het IRAS in de uitzending van Nieuwsuur. “Op dagen met veel ammoniakuitstoot, bijvoorbeeld na het uitrijden van mest, hebben mensen ook een lagere longfunctie, blijkt uit ons onderzoek.”
Opzet van het onderzoek
In de VGO-studie zijn op verschillende manieren mogelijke verbanden onderzocht tussen gezondheidseffecten en veehouderijen. Hiervoor zijn (geanonimiseerde) gegevens van huisartsen over ongeveer 110.000 patiënten voor de hele regio bekeken, is een vragenlijst ingevuld door ongeveer 12.000 mensen en hebben bijna 2.500 mensen meegedaan aan een medisch onderzoek (bloed, ontlasting, longfunctietest).
Daarnaast is de luchtkwaliteit in het onderzoeksgebied onderzocht. Op meerdere momenten in het jaar werden endotoxinen, fijnstof en aanwezigheid van micro-organismen in de lucht gemeten. Ook werd rondom pluimvee- en varkenshouderijen de uitstoot en verspreiding van deze componenten gemeten en onderzocht.
Minder astma, verergerde klachten COPD
Het VGO-onderzoek bevestigt eerdere bevindingen dat astma en neusallergieën minder voorkomen bij mensen die op korte afstand wonen van veehouderijen. Voor allergisch astma en andere allergieën was al langer bekend dat deze minder vaak voorkomen bij mensen die op een boerderij zijn opgegroeid. Uit dit onderzoek blijkt dat dit ook geldt voor mensen die op korte afstand van een veehouderij wonen.
In de landelijke delen van het onderzoeksgebied, komt COPD net zo vaak voor als in gebieden met weinig veehouderijen. Dicht bij veehouderijen wonen echter minder COPD-patiënten. Maar de COPD- patiënten die wel dichtbij een veehouderij of in de buurt van veel veehouderijen wonen, hebben grotere kans op ernstigere klachten. Ook gebruiken zij vaker luchtwegmedicatie. Deze bevinding komt in meerdere analyses naar voren. COPD-patiënten vormen dus een belangrijke risicogroep voor luchtweggerelateerde gezondheidseffecten in relatie tot veehouderijen.
Verminderde longfunctie rond veehouderij
Uit het VGO-onderzoek komen aanwijzingen naar voren dat het wonen in de buurt van veehouderijen een nadelig effect heeft op de longfunctie. De vermindering van de longfunctie wordt gevonden bij mensen die veel veehouderijen in hun directe omgeving hebben, vooral bij de groep met 15 of meer bedrijven binnen een kilometer afstand. Het is het meest waarschijnlijk dat deze verandering veroorzaakt wordt door de blootstelling aan stoffen afkomstig van veehouderijen.
Daarnaast blijkt dat de longfunctie lager is wanneer de concentratie ammoniak in de lucht hoog is. Ammoniak is een stof die afkomstig is uit de veehouderij. Waarschijnlijk is het niet het ammoniak zelf dat dit effect veroorzaakt, maar fijnstofdeeltjes die worden gevormd doordat ammoniak met andere stoffen in de lucht reageert. Deze deeltjes verplaatsen zich over grote afstanden waardoor de effecten zich mogelijk ook in een groter gebied kunnen voordoen. De effecten van ammoniakblootstelling en veehouderijen zijn in omvang vergelijkbaar met de negatieve gezondheidseffecten die in stedelijke populaties worden gevonden als gevolg van verkeersblootstelling.
Longontstekingen
In eerder onderzoek werd aangetoond dat longontstekingen vaker voorkwamen in het oostelijk deel van Noord-Brabant en Noord-Limburg dan in andere landelijke gebieden met minder veehouderijen. Dat onderzoek viel echter samen met de uitbraak van Q-koorts, wat gepaard ging met longontstekingen. Hierdoor was niet duidelijk of in de normale situatie longontstekingen vaker voorkwamen in de omgeving van veehouderijen.
In het VGO-onderzoek worden in de jaren na de Q-koortsepidemie nog steeds meer longontstekingen gezien in het onderzoeksgebied, maar het verschil met andere landelijke gebieden is wel kleiner. Er zijn vervolgens specifieke analyses uitgevoerd om na te gaan of er een verband is tussen het vaker voorkomen van longontsteking en een specifiek soort veehouderij, zoals pluimvee- en geitenhouderijen.
Pluimveehouderijen
In de huisartsengegevens is een relatie te zien tussen het wonen in de buurt van een pluimveehouderij en longontsteking voor de jaren 2009-2013. Iedere pluimveehouderij binnen ongeveer 1 km afstand van de woning, leidt tot een verhoging van het risico op een longontsteking. Per 100.000 bewoners in het landelijke VGO-gebied komen jaarlijks ongeveer 1.500 longontstekingen voor. Daarvan zijn er mogelijk 150 (10%) in verband te brengen met de aanwezigheid van pluimveehouderijen.
Er zijn sterke aanwijzingen dat fijnstof en componenten ervan, mensen gevoeliger maken voor infecties waardoor longontstekingen mogelijk vaker voorkomen. Maar, het kan niet worden uitgesloten dat specifieke ziekteverwekkers afkomstig van dieren uit de veehouderij voor een deel van de verhoging van de longontstekingen zorgen.
Geitenhouderijen
Op basis van huisartsengegevens en woonafstand tot het dichtstbijzijnde geitenbedrijf wordt geen relatie gevonden tussen het wonen in de buurt van geitenbedrijven en longontsteking. Onder de ongeveer 2.500 deelnemers van het medisch onderzoek binnen VGO is wel een verband gevonden tussen longontstekingen en het wonen in de buurt van geitenbedrijven. Dat gaat echter om een klein aantal patiënten. Er is geen goede verklaring voor de gevonden relatie tussen longontstekingen en geitenbedrijven, daarom vinden er nog nadere analyses plaats.
Ziekteverwekkers en antibioticaresistente micro-organismen
Van verschillende micro-organismen is onderzocht of die vaker voorkomen bij bewoners in het VGO-gebied. Een aantal micro-organismen kwam niet vaker voor bij deze groep dan bij mensen die op grotere afstand van veehouderijen wonen. Dat zijn het hepatitis E-virus, dat veel bij varkens voorkomt, en Clostridium difficile, een bacterie waar varkenshouders regelmatig drager van zijn. Ook dragerschap van ESBL-producerende bacteriën (antibioticaresistente bacteriën die bij veel veesoorten voorkomen) komt in het VGO-gebied net zo vaak voor als elders in het land.
Het voorkomen van antilichaamresponsen tegen Coxiella burnetii, de veroorzaker van Q-koorts, was sterk geassocieerd met geitenhouderijen. Met dit onderzoek is te zien of iemand ooit een infectie met de Q-koorts verwekker heeft gehad. Dit resultaat is te verwachten enkele jaren na een epidemie. Een klein percentage van de deelnemers (1,9%) had antilichamen tegen vogelgriepvirussen (aviaire influenzavirus) die niet verklaard kunnen worden door kruisreactiviteit met humane influenzavirussen. Dit impliceert dat deze mensen ooit zijn blootgesteld aan vogelgriepvirussen. Verder onderzoek is nodig om dat te onderbouwen.
Vee-gerelateerde MRSA
Vee-gerelateerde MRSA is een antibioticaresistente bacterie die zowel bij mensen als bij dieren kan voorkomen. Met name bij veehouders wordt deze bacterie zeer regelmatig gevonden. Binnen het VGO-gebied lijkt het dragerschap van vee-gerelateerde-MRSA iets vaker voor te komen dan verwacht, maar deze verhoging is niet significant.
De onderzoekers vinden wel een verband met de afstand tot veehouderijen. Omdat het om een klein aantal dragers gaat (10 personen), is de vraag of deze verhoging werkelijk afhankelijk is van afstand tot veehouderijen (overdracht via milieubronnen) of speelt risicogedrag een rol? Vervolgonderzoek hiernaar loopt momenteel.
Endotoxinen en fijnstof
Duidelijk is dat in de buurt van veehouderijen meer endotoxine, fijnstof en mogelijk andere componenten afkomstig uit de veehouderij in de lucht kunnen voorkomen. Mensen die in de buurt van veehouderijen wonen worden daaraan blootgesteld. Endotoxinen zijn kleine onderdelen van micro-organismen.
Volgens verwachting werden relaties gevonden tussen endotoxine-concentraties en de afstand tot veehouderijen. Dit geldt echter niet voor fijnstof. Omdat fijnstof meerdere bronnen heeft (industrie, verkeer, veehouderij) en over grote afstanden kan worden verplaatst, kon niet worden bepaald hoeveel fijnstof afkomstig was van de veehouderijen in de omgeving.
Hogere concentraties rondom veebedrijven
Zoals verwacht blijkt uit luchtmetingen bij veehouderijen dat de concentraties van stoffen afkomstig van de veehouderijen hoger zijn dichter bij de stallen. Pluimveebedrijven hebben een hogere uitstoot dan varkensbedrijven. Andere bedrijfstypen zijn niet meegenomen in het onderzoek, maar hebben vermoedelijk een lagere uitstoot.
Of de eerder genoemde verlaging van longfunctie samenhangt met de hoeveelheid endotoxinen in de lucht is nog niet te zeggen. Dit wordt momenteel nog onderzocht. Aan de hand van de resultaten van de metingen in woongebied en rondom pluimvee- en varkensbedrijven zullen verspreiding en blootstelling worden gemodelleerd en gerelateerd aan gezondheidsgegevens. De resultaten hiervan worden eind 2016 verwacht.
Beperkingen onderzoek
Het VGO-onderzoek richt zich op mogelijke verbanden tussen stoffen en micro-organismen van veehouderijen en gezondheidseffecten. Op basis van alleen het VGO-onderzoek kan niet worden vastgesteld of dit oorzakelijke verbanden zijn. De gegevens uit het onderzoek gelden voor dit onderzoeksgebied, met de specifieke kenmerken voor dit gebied. Dat zijn bijvoorbeeld de hoeveelheid (achtergrond)luchtverontreiniging, aantal veehouderijen, typen bedrijven en kenmerken van de bevolking. Daarom kunnen de resultaten niet altijd eenvoudig vertaald worden naar andere gebieden in of buiten Nederland, al zullen de resultaten voor veel andere gebieden met veehouderij zeker relevant zijn.
Voor een deel van de onderzoeken bestond de onderzoekspopulatie uit mensen van 18 tot en met 70 jaar. Voor sommige aandoeningen zijn dus niet alle risico- groepen meegenomen. Zo komen COPD en longontstekingen veel voor bij ouderen, en astma en luchtweginfecties bij (jonge) kinderen. Het VGO-onderzoek heeft nieuwe inzichten opgeleverd in de relatie tussen veehouderij en gezondheid. Omdat de inzichten niet compleet zijn en niet overal duidelijk is of er een er een oorzakelijk verband bestaat, lopen inmiddels verschillende vervolgonderzoeken.
Toename luchtverontreiniging landbouw
Vorige maand concludeerde de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) ook al in een rapport dat de invloed van de landbouw op de luchtverontreiniging is toegenomen. “In het rapport staat dat meer dan de helft van de vroegtijdige sterfte door luchtverontreiniging met de landbouw te maken heeft”, zegt voormalig GGD-arts Jos van de Sande.
Hij maakt zich sinds de uitbraak van de Q-koorts in 2007 ernstige zorgen over de toename van het aantal geiten, varkens, kippen en koeien. “De intensieve veehouderij hoort helemaal niet thuis in een gebied waar ook veel mensen wonen. Het past beter op de Tweede Maasvlakte.”
Industriële activiteit in landelijk gebied
Onderzoeker Heederik ziet die intensivering ook. “De veehouderij wordt gezien als een landelijke activiteit, maar die is enorm gegroeid de afgelopen jaren. Het is een industriële activiteit in landelijk gebied geworden. Daar moeten meer eisen aan worden gesteld, net als aan de industrie.” Hij denkt bijvoorbeeld aan verplaatsing van de veebedrijven of technologische maatregelen die de uitstoot van fijnstof en ammoniak beperken en zorgen voor een betere mestverwerking.
Bronnen: Nieuwsuur en Brochure RIVM resultaten VGO-onderzoek. Zie ook:
Ook in onze woonbuurt in Kasterlee (Kleinrees, België) wil een varkensboer een stal van 8000 varkens neerzetten. Weliswaar gaat het om agrarisch gebied, maar zulke stallen horen niet thuis in agrarisch gebied: het gaat hier namelijk om industrie. Dit hoort al zeker niet thuis pal naast een woongebied. Dit rapport geeft aan dat het wel degelijk effect heeft op de gezondheid van omwonenden, of het nu over megastallen in Nederland of België gaat. Dit proberen wij ook duidelijk te maken aan ons gemeentebestuur, maar helaas, voorlopig zonder resultaat. Onze lokale politici in Kasterlee hebben hier geen aandacht voor. We hopen dat we hen de ogen kunnen openen, en dat ze de gezondheid van haar eigen bewoners vooropstelt!