DEN HAAG – “Niet alles kan.” Zo luidt de veelzeggende titel van het rapport dat de commissie Remkes woensdag 26 september presenteerde. Alle sectoren moeten aan de bak. “Daarbij mag niet onbenoemd blijven dat de veehouderij binnen Nederland nog altijd veruit de grootste veroorzaker is van de bestaande ammoniakemissies”, aldus het rapport. Om de problemen in en rond Natura2000-gebieden aan te pakken, adviseert de commissie gerichte aankoop of sanering van agrarische bedrijven met relatief hoge emissies of verouderde stalsystemen. Wim van Opbergen (Werkgroep Behoud de Peel) zegt in reactie niet negatief te zijn over het rapport, maar spreekt van “een advies voor de korte termijn. Er dient veel meer te gebeuren.”
Om uit de huidige stikstofimpasse te raken, adviseert de commissie maatregelen te treffen die gericht zijn op emissiereductie. Tegelijkertijd adviseer het rapport versnelde herstel- en verbetermaatregelen uit te voeren in de kwetsbare Natura 2000-gebieden, gericht op geloofwaardig en aantoonbaar herstel van Natura 2000-gebieden. Verder wordt een gebiedsgerichte aanpak geadviseerd die gekoppeld is aan de mate waarin de huidige kritische depositiewaarden worden overschreden wordt. Voor het oplossen van de gerezen knelpunten, en voor toekomstige vergunningverlening, zijn “reductie van emissies & deposities en versneld natuurherstel randvoorwaardelijk”.
Bijdrage van alle sectoren
De commissie hanteert hierbij de volgende voorwaarden: de uitvoering van de maatregelen moet zijn geborgd en handhaafbaar zijn en de maatregelen moeten aantoonbaar tot emissiereductie leiden. Emissiereductie dient te worden bereikt via kortetermijnmaatregelen, zowel gebiedsgericht (op voor depositie kwetsbare gebieden) als doelgericht (op grotere emissies). “Alle economische sectoren die stikstofuitstoot kennen, dienen een bijdrage te leveren, in een evenwichtige verhouding, waarbij kosteneffectiviteit in ogenschouw wordt genomen.”
De focus in dit eerste adviesrapport ligt op “aanbevelingen gericht op sectoren waar op korte termijn winst kan worden behaald.” Volgens het adviescollege dienen alle sectoren die bijdragen aan de stikstofoverbelasting van Natura 2000-gebieden en geraakt worden door de uitspraak van de Raad van State een bijdrage in een evenwichtige verhouding te leveren, waarbij kosteneffectiviteit in ogenschouw wordt genomen.
Veehouderij grootste veroorzaker
“Daarbij mag niet onbenoemd blijven dat de veehouderij binnen Nederland nog altijd veruit de grootste veroorzaker is van de bestaande ammoniakemissies, waarbij overigens sprake is van regionale verschillen en een grote variatie tussen bedrijven”, aldus het rapport. Deze uitstoot wordt vooral veroorzaakt door ammoniakemissies door de veehouderij. Volgens Remkes is de landbouw in Nederland “efficiënt en innovatief”, maar tegelijkertijd is een deel van de (agrarische) economie ook “zeer vervuilend”.
Voor de veehouderij wordt geadviseerd om géén generieke volumebeperkingen in te stellen voor de verschillende veehouderijsectoren, omdat er op dit moment grote verschillen bestaan in ammoniakemissies tussen en binnen deze sectoren. Een generieke volumemaatregel wordt als “niet proportioneel” en “onvoldoende effectief” omschreven om de beoogde verbetering van de milieu- en natuurkwaliteit te bereiken.
Selectieve, gebiedsspecifieke en doelgerichte reductie
Het rapport adviseert voor de veehouderij een selectieve, gebiedsspecifieke en doelgerichte reductie van de ammoniakemissies, door gerichte verwerving of sanering van agrarische bedrijven met relatief hoge emissies of verouderde stalsystemen in en nabij kwetsbare Natura 2000-gebieden. De gebiedsgerichte benadering houdt in dat naarmate een specifieke sector een substantiële bijdrage levert aan stikstofproblemen in gebieden die kwetsbaar zijn voor deposities, doelgerichte maatregelen worden getroffen. Daarnaast wordt geadviseerd om op korte termijn de toepassing van emissiereducerende technieken en praktijken in de veehouderij te versnellen door deze via experimenteerruimte vroegtijdig toe te staan.
“Een generieke volumemaatregel is naar verwachting onvoldoende effectief ten aanzien van de impact op de stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. Bovendien maakt een generieke maatregel geen onderscheid tussen ondernemers die wel of niet geïnvesteerd hebben in verduurzaming van de bedrijfsvoering en in emissiebeperking. Daarnaast worden met een stopperspremie mogelijkerwijs economisch minder goed presterende bedrijven beloond met een generieke maatregel.”
Regie bij provincies
Volgens de commissie nemen de provincies de regie bij deze gebiedsgerichte aanpak, waarbij op basis van analyses van het betrokken gebied in beeld wordt gebracht op welke wijze de gerichte verwerving of sanering invulling dient te krijgen en welke maatregelen per gebied nodig zijn. Fijntjes wordt opgemerkt dat ‘de uitvoering van bronmaatregelen, die door de veehouderij zouden worden genomen in het kader van het PAS, slechts beperkt was geborgd en sommige maatregelen werden pas op termijn genomen. Het gaat daarom niet alleen om nieuwe maatregelen, maar ook om het dwingend (met een tijdpad) vastleggen van de uitvoering van PAS-bronmaatregelen.”
De verantwoordelijkheid voor de gebiedsspecifieke aanpak ligt bij de provincies, waarbij de aanpak is gericht op snelle en effectieve vermindering van emissies in en nabij kwetsbare Natura 2000-gebieden. De provincie bepaalt de strategische inzet van de gerichte verwerving of sanering. Daarnaast ziet de provincie toe op de toepassing van de (in Rijkswetgeving verankerde) ‘Algemeen Verbindend Verklaring’ voor de toepassing van de ‘best environmental means’ . Daarnaast is het van belang dat er een juridisch afdwingbare set aan maatregelen wordt vastgelegd. “Uiteindelijk is op basis van een beheerplan onteigening juridisch mogelijk”, aldus het adviesrapport.
Best environmental means
Opmerkelijk is dat de adviescommissie Remkes nog steeds vertrouwen heeft in technische oplossingen, terwijl de afgelopen jaren diverse malen is aangetoond dat die ondermaats of zelfs helemaal niet werken. Voor veehouderijbedrijven die door willen gaan, geldt volgens het rapport dat versneld moet worden ingezet op toepassing van de ‘best environmental means’ (praktijk en techniek) door middel van een ‘Algemeen Verbindend Verklaring’ en een duidelijk tijdpad, zodat verdergaande emissiereductie versneld wordt bewerkstelligd. Deze Algemeen Verbindend Verklaring vraagt volgens de commissie om verankering in Rijkswetgeving. Bijvoorbeeld in de vorm van een ‘Besluit emissiearme bedrijfsvoering’, waarbij het toepassen van de meest actuele milieupraktijk (waaronder innovatieve technieken en bedrijfsmethoden) een voorwaarde is.
Daarnaast wordt ingezet op het ontwikkelen van “emissieneutrale stallen en emissiearme vormen van agrarische bedrijfsvoering”. Dit vraagt om sturing via vergunningen, handhaving en flankerend beleid, opdat innovaties sneller geïmplementeerd kunnen worden. Verder zou volgens het rapport meer ingezet moeten worden op wetenschappelijke ontwikkelingen en daaraan gekoppelde innovaties om deze versneld in de praktijk te brengen. “In het huidige regime duurt de daadwerkelijke toepassing van innovatieve ontwikkelingen vele jaren door de versnippering van commerciële technische doorontwikkeling en het vertraagde marktaanbod van innovaties als Best Beschikbare Techniek door moeizame certificering.” Hierbij wordt verwezen naar de Regeling ammoniak en veehouderij, Rav).
Experimenteerruimte en financiële ondersteuning
De commissie schrijft verder dat zij positief staat tegenover het voorstel vanuit de agrarische sector “om de uitvoering van de sectorplannen voortvarend voort te zetten”. Het gaat hierbij om bestaande maatregelen gericht op milieuverbetering, herstel van biodiversiteit en het voorkomen van en omgaan met de effecten van klimaatverandering.
Een addertje onder het gras is het advies om op korte termijn experimenteerruimte toe te staan voor het versnellen van emissiereducerende technieken. In het verleden zijn er veel “proefprojecten” gelanceerd om te kunnen uitbreiden of problemen vooruit te schuiven. Doorgaans ook nog betaald door de belastingbetaler. De commissie noemt financiële steun “essentieel” om bestaande technieken vervroegd te kunnen afschrijven ten behoeve van de aanschaf van innovatieve emissiereducerende technieken. Kort samengevat: betrokkenen blijven op dit punt geloven in technische oplossingen.
Maatregelen mobiliteit
Op het gebied van mobiliteit adviseert de commissie de maximumsnelheid te verlagen op rijks- en provinciale wegen, zo nodig gedifferentieerd naar wegen of gebieden, waarbij de snelheidsbeperkende maatregelen worden gericht op aantoonbare effecten in kwetsbare Natura 2000-gebieden. In de tweede fase van de opdracht wordt aandacht geschonken aan mogelijke emissiebeperkende maatregelen voor de andere vormen van mobiliteit, waaronder openbaar vervoer, vrachtvervoer, scheepvaart en luchtvaart.
Maatregelen industrie
Als het kabinet instemt met het advies krijgen de provincies waarschijnlijk de opdracht om op korte termijn in beeld te brengen in hoeverre verschillende industriële sectoren een negatieve bijdrage leveren aan de stikstofdepositie in stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. Ook moeten de provincies gaan bekijken welke maatregelen nodig zijn en welk (activerend) beleid kan worden gevoerd vanuit het Rijk en de provincies voor het stimuleren van de toepassing van nieuwe technieken en voor innovaties in de industriële sector. “Steeds vanuit een integrale blik van het stikstofprobleem in samenhang met klimaatdoelen en de transitie naar duurzame energie.”
Maatregelen bouwsector
Volgens de commissie is er binnen de bouw winst is te behalen door modulair, energieneutraal, circulair en natuurinclusief te bouwen en door beter gebruik van innovatieve technieken en materialen. Datzelfde geldt voor bedrijven die aanleg-, beheer- en onderhoudswerkzaamheden uitvoeren in Natura 2000-gebieden. Deze bedrijven dienen te worden gestimuleerd (niet geëist!?) deze werkzaamheden emissiearm uit te voeren. De commissie adviseert hiervoor de aanbestedingsvoorwaarden en vergunningsvoorwaarden aan te passen.
Reactie Werkgroep Behoud de Peel
Wim van Opbergen (voorzitter van Werkgroep Behoud de Peel) noemt het rapport van de commissie Remkes “een advies voor de korte termijn. We staan er niet negatief tegenover, maar we hebben wel flinke kanttekeningen.” Een van die kanttekeningen is het opkopen van enkele bedrijven rond Natura2000-gebieden.
“Daarmee kan een klein beetje reductie worden bereikt. Iedereen die de onderzoeken met betrekking tot emissie en depositie van stikstof een beetje bijhoudt weet echter dat de veestapel per regio fors verminderd zal moeten worden om echt substantiële reductie te bewerkstelligen; zeker niet alleen binnen korte afstand van de natuur.”
Werkgroep Behoud de Peel verwacht om deze reden dat de vergunningverlening voor de veehouderij met dit advies niet wordt vlot getrokken. Download de volledige reactie via: www.wbdp.nl (PDF).
- Download rapport: “Niet alles kan”, Eerste advies van het Adviescollege Stikstofproblematiek. Aanbevelingen voor korte termijn.” 22 september 2019
- Kamerbrief minister Schouten (LNV).
- Zie ook: Gezondheidsraad: ‘Ongezond veel stikstof in het milieu’
Oei! Daar komen Engelstalige termen voorbij. Dat is meestal foute boel. Een mombakkes. Dit om weer eens wat te verdonkeremanen, zoals al jaren met LOG; luchtwasserijen; “mest” (dat vloeibaar bedrijfsafval is en vaak “kwijt” raakt) of geurnorm (wat stanknorm zou moeten zijn). Of de zogenaamde mestvergisters die een mestvergissing blijken te zijn. Of de Q-koorts, waar de overheid “geen erg” in had.
En zo kun je nog lang door gaan.
NIKS geen ”innovaties” of ”experimenten” meer.
“Zelf ben ik helaas een keer te vaak bedrogen”, zingt Boudewijn!
Minister Schouten wil geen halvering veestapel? Nou, ik vind 51 % ook aardig!
De overheidspropaganda in Nederland spreekt telkens over depositie, dus wat neerslaat in Nederland. De uitstoot door de landbouw van deze stoffen is echter veel groter, en hiervan komt ook een deel terecht als depositie in het buitenland. Het meerekenen van de depositie uit het buitenland vertekent de cijfers voor de landbouw verder.
Remkes is een liberaal, hij wil geen wetgeving. Maar zonder wetgeving kan een overheid geen normen stellen. Het rapport is kortom politiek inhoudsloos, en legt feitelijk de uitspraken van de Raad van State doodleuk naast zich neer. De regering zal weer allerlei smoezen gaan verzinnen: een rookgordijn van mest en fijn stof over het platteland. En dat allemaal voor de export. De provincies staan als vanouds achter hun kiezers, de boeren. Of wat daarvan nog over is.