Snoeihard rapport over (dis)functioneren omgevingsdiensten

DEN HAAG – Het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving, waarin de omgevingsdiensten in Nederland een hoofdrol vervullen, functioneert niet goed. Dat concludeert de Commissie Van Aartsen. Ook zijn de omgevingsdiensten er niet in geslaagd verbeteringen aan te brengen in de toepassing en uitvoering van het omgevingsrecht, naar aanleiding van voorstellen door de Commissie Mans in 2008 (!). Het oordeel van de Commissie Van Aartsen is snoeihard: “Het stelsel wordt -nog steeds- gekenmerkt door fragmentatie en vrijblijvendheid. Het belangrijkste gevolg is dat omgevingsdiensten hun rol niet kunnen invullen.”

De Commissie Van Aartsen heeft zich (gezien de opdracht) vooral gericht op de vraag hoe het functioneren van de omgevingsdiensten, ook in relatie tot het bevoegd gezag, kan worden versterkt, hoe het Rijk zijn regierol kan invullen en de toekomstbestendigheid van het stelsel. De commissie is van oordeel dat het stelsel op de volgende punten tekortschiet:

  • Onafhankelijkheid van de omgevingsdiensten bij het uitvoeren van hun taak, is ten onrechte ondergeschikt gemaakt aan nabijheid bij het bevoegd gezag.
  • Omgevingsdiensten zijn onvoldoende robuust om vanuit professionele distantie hun rol te kunnen spelen door een combinatie van:
    • een te kleine schaal van een aantal diensten,
    • negatieve effecten van outputfinanciering op handhaving en kennisontwikkeling en deskundigheidsbevordering,
    • te grote diversiteit in het takenpakket waardoor een regionale handhavingsstrategie niet van de grond komt.
  • Informatie-uitwisseling en kennisontwikkeling zijn onder de maat voor het opbouwen van deskundigheid en voldoende specialisatie. Laat staan dat deze zijn toegesneden op de toekomstige vraagstukken waar bevoegd gezag en omgevingsdiensten mee te maken krijgen.

Over hele linie zwak
Nog harder is het oordeel over de rol van de omgevingsdiensten inzake vergunningverlening en handhaving en de rol van de rijksoverheid:

  • Het interbestuurlijk toezicht op een behoorlijke en rechtmatige uitvoering van medebewindstaken zoals vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) is over de gehele linie zwak ontwikkeld; de meest in het oog springende lacune is het geheel ontbreken van (extern) toezicht op het functioneren van de omgevingsdiensten: het toezichtsgat. Het interbestuurlijk toezicht functioneert onvoldoende om de noodzakelijke checks en balances te garanderen.
  • Regie door het Rijk ontbreekt, stelselverantwoordelijkheid door de bewindspersoon is in de huidige vorm een fictie.

Verwijzend naar het rapport van de Commissie Mans uit 2008 merkt de Commissie Van Aartsen op dat “in de afgelopen jaren is gebleken dat ‘doorontwikkeling’ niet de weg is om de noodzakelijke verbetering in het stelsel te implementeren. Daarvoor zijn dwingender ingrepen nodig om de hoofdproblemen van vrijblijvendheid en fragmentatie aan te pakken.”

Adviezen: tien maatregelen
Het rapport stelt terecht dat onze leefomgeving hoogwaardige zorg verdient, nu en in de toekomst. Maar door het slecht functioneren van het huidige stelsel ontstaat schade die vermeden had kunnen (en moeten) worden. Om een effectief en slagvaardig stelsel van omgevingsdiensten te realiseren, worden tien maatregelen genoemd:

  1. De ondergrens voor de omvang van de omgevingsdiensten verhogen
  2. Kwaliteit verbeteren en afstemmen op aard van inrichtingen
  3. Meer prioriteit, capaciteit en inzet voor strafrechtelijke handhaving en vervolging.
  4. Hetzelfde basistakenpakket voor elke omgevingsdienst
  5. Landelijke normfinanciering in plaats van lokale outputfinanciering
  6. Verplichting tot informatie-uitwisseling en investeren in kennisontwikkeling en kennisdeling
  7. Eén uitvoerings- en handhavingsbeleid, en één uitvoeringsprogramma op basis van één risicoanalyse per regie
  8. Versterking van de positie van de directeur door verplicht mandaat en herzien van de benoemingsprocedure
  9. Inrichten van Rijkstoezicht op omgevingsdiensten
  10. Advisering en uitvoeringstoets door omgevingsdiensten over omgevingsplannen.

Noord-Brabant
De commissie stelt verder vast dat enkele provincies systematische gegevensverzameling door de omgevingsdienst aanvullen met eigen onderzoek, onder de naam ‘themagericht onderzoek’ of ‘reality check’. Een voorbeeld daarvan is het onderzoek in de provincie Noord-Brabant naar ‘Gemeentelijk toezicht op emissies van veehouderijen’ (2017). Uit dat onderzoek kwam naar voren dat de uitvoering van VTH-taken in tien van de vijftien onderzochte gemeenten niet op orde was, met aanmerkelijke milieu- en economische consequenties.

Uitspraak rechtbank
Mens, Dier & Peel onderschrijft de conclusies in dit rapport uit eigen bevindingen. Met name de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (ODZOB) scoort een dikke onvoldoende als het gaat om handhaving en toezicht. Zo draait bijvoorbeeld een mestverwerker aan de Dijkstraat in Asten al sinds november 2019 zonder vergunning en wordt er – ondanks herhaalde handhavingsverzoeken – niet ingegrepen. Vrijdag 5 maart 2021 velde de rechtbank Oost-Brabant daarover een oordeel. De mestverwerker moet binnen zes weken worden gesloten.

 

Dit bericht is geplaatst in Eerste Kamer, Handhaving, Leefomgeving, Milieu, Politiek, Provincie Brabant, Stankoverlast, Tweede Kamer. Bookmark de permalink.

Eén reactie op Snoeihard rapport over (dis)functioneren omgevingsdiensten

  1. kwakzalf schreef:

    En wat heb je aan die omgevingsdiensten? Niks! Er wordt toch niet gehandhaafd!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.