DEN HAAG – Bijna 1 op de 3 boeren is in 2020 alsnog afgehaakt, nadat hun subsidieaanvraag voor de ‘warme sanering varkenshouderij’ was goedgekeurd om stankoverlast in de omgeving weg te nemen. Bovendien konden boeren die stankoverlast veroorzaakten in onder meer Brabant en Limburg juist productierechten bijkopen van stoppende boeren door versoepeling van een oude regeling. Dat blijkt uit onderzoek van de Algemene Rekenkamer.
De stankoverlast voor omwonenden had volgens de Rekenkamer verder kunnen dalen als minister Schouten (LNV) varkenshouders meer tijd had geboden. Uit het onderzoek blijkt namelijk dat 424 varkensboeren met een goedgekeurde subsidieaanvraag aangaf meer tijd nodig te hebben dan de regeling toeliet.
Rol gemeenten
Varkensboeren die gebruik maken van de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen tekenen een contract met de Staat dat zij geen varkenshouderij meer beginnen, ook niet op een andere locatie. Op de te saneren varkenshouderij mag de boer evenmin bedrijfsmatig pluimvee, konijnen, vleeskalveren, vleesstieren, geiten of nertsen houden.
Verkoopt de boer zijn grond, dan mag een andere boer daar evenmin opnieuw beginnen. De gemeente beslist vervolgens waarvoor de varkenshouder de locatie na sanering mag worden gebruikt. De Algemene Rekenkamer concludeert dat de regeling op dit punt doeltreffender had gekund. “Dat proces is niet altijd voorspelbaar en duurt soms langer dan de subsidieregeling toelaat.”
Controlebeleid ontbreekt
Volgens de subsidieregeling ontvangen varkenshouders een marktconforme vergoeding wanneer minstens 80% van de productierechten worden doorgestreept op basis van het gemiddeld aantal varkens dat in 2018 werd gehouden. De Rekenkamer stelt vast dat er geen duidelijke en volledige beschrijving van dit controlebeleid is.
In verschillende documenten worden delen van het controlebeleid beschreven, maar een overkoepelende beschrijving ontbreekt. “We zien ook verschillen tussen de deelbeschrijvingen van het controlebeleid. Door die verschillen is het niet duidelijk in hoeverre de gelijke behandeling van varkenshouders is gegarandeerd”, aldus het rapport.
Versoepeling oudere regeling
De vermindering van stankoverlast had daarnaast groter kunnen zijn als de voorwaarden van een andere regeling, die tegelijkertijd liep, niet waren versoepeld (de Regeling Omgevingskwaliteit, een samenwerking van het Ministerie van LNV en de varkenssector).
Door die versoepeling konden ook boeren die stankoverlast veroorzaakten in de concentratiegebieden in Noord-Brabant, Limburg, Gelderland, Overijssel en Utrecht juist varkensproductierechten bijkopen. “Die rechten waren eerder opgekocht van stoppende boeren. Varkenshouderijen die dus al stankoverlast veroorzaken, konden door deze versoepeling varkensproductierechten bijkopen.”
Geen procesbeschrijving
Ook is de Rekenkamer kritisch over de informatie waarop de subsidieverlening door de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO) is gebaseerd. “De informatie over aantallen dieren die RVO gebruikt voor de controle is, net als de gegevens in de aanvraag, door de varkenshouder zelf aangeleverd.” De Rekenkamer doet daarom de aanbeveling een volledige procesbeschrijving op te stellen voor de vergoeding van de varkensrechten in het kader van de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen.
Op basis van de cijfers uit 2020 wordt via de subsidieregeling maximaal 7% van de varkensrechten uit de markt gehaald. Dit betreft een voorlopig cijfer, omdat de regeling nog loopt. Aanvankelijk was de regeling bedoeld om stankoverlast op te lossen, maar is later verruimd (ook financieel) om het stikstofprobleem aan te pakken. In totaal is daar in 2020 en 2021 € 450 miljoen voor gereserveerd.
Vasthouden koers
De Algemene Rekenkamer uit ook kritiek op de langetermijnkoers die niet altijd door de minister wordt vastgehouden. Uit het onderzoek blijkt dat bij de coronamaatregelen niet altijd rekening is gehouden met de beleidsdoelstelling om een omslag te maken naar de kringlooplandbouw in 2030. De ene sector moest wel aan voorwaarden voldoen die raken aan de kringlooplandbouw, en de andere sector niet.
Als voorbeeld wordt de Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19 genoemd. Daarin zijn geen voorwaarden gesteld in verband met de omslag naar kringlooplandbouw. “Ook tijdens een crisis is het belangrijk om vast te houden aan de transitie naar kringlooplandbouw. Immers, als de minister uitgaven doet voor crisismaatregelen, besteedt ze het geld doelmatiger als ze met hetzelfde budget meerdere beleidsdoelen kan behalen.”
Focus op stankoverlast
Daarom krijgt de minister het advies om bij een volgende saneringsregeling te overwegen de hoogte van de subsidie meer afhankelijk te maken van de bijdrage van het stoppende bedrijf aan het beleidsdoel (zoals minder stankoverlast). Dat kan benutten van een subsidieregeling aantrekkelijker maken voor agrarische ondernemers.