Gifatlas: zorgwekkend hoog gebruik landbouwgif in Brazilië

BRAZILIË/EU – Binnen de EU wordt graag aangenomen dat de praktijk voor het gebruik van landbouwgif ‘zorgvuldig en streng’ geregeld is. Maar hoe staat het met het bespuiten van gewassen elders in de wereld die vervolgens naar de EU worden geëxporteerd, waaronder soja, koffie en citrusvruchten? De Braziliaanse hoogleraar prof. dr. Larissa Bombardi (Universidade São Paulo) deed daar onderzoek naar en publiceerde een uitgebreid rapport, kortweg aangeduid met ‘De Gifatlas’.

Prof. Bombardi onderzocht voor het Laboratório de Geografia Agrária het aantal personen dat tussen 2007 en 2014 vergiftigd raakte door landbouwgif [111]*. Daaruit blijkt dat er gedurende die periode in totaal 17.699 personen in Brazilië werden vergiftigd gerelateerd aan landbouwgif. Dat is gemiddeld 2.209 personen per jaar.
*[nrs. verwijzen naar pagina’s in Bombardi’s Engelstalige rapport uit 2019: Geography of Pesticide Use in Brazil and Connections with the European Union].

Ongelukken met gif
Het grootste aantal vergiftigingen kwam voor in het zuiden, zuidoosten en noordoosten van Brazilië; dat zijn deelstaten waar ook veel soja wordt verbouwd. In veel gevallen ging het om ‘ongelukken’ met gif in de landbouwpraktijk, maar ook het aandeel zelfmoordpogingen met landbouwgif (4.036) was opvallend hoog [158-160].

De leeftijd van de meeste slachtoffers was relatief laag; circa de helft van de vergiftigde personen was 20 tot 39 jaar. Maar ook in de leeftijdscategorie 0-12 jaar werden 847 kinderen ziek na inname van landbouwgif, onder wie zelfs 128 baby’s in de leeftijd tot 12 maanden.

In driekwart van de gevallen ging het om een acute vergiftiging. De meeste personen herstelden zonder bijwerkingen achteraf, maar 537 personen overleden tussen 2007-2014 aan de gevolgen van vergiftiging. Circa 2% tot 5% ondervond blijvende effecten. Afhankelijk van de deelstaat had circa de helft van de vergiftigde personen niet meer dan basisschool afgerond of hooguit enkele klassen lager onderwijs gevolgd.

Export naar EU
In de Gifatlas wordt ook uitgebreid beschreven hoeveel landbouwproducten er worden verbouwd en naar welke landen deze worden geëxporteerd. Wat direct opvalt, is de hoge notering van Nederland in deze exportstromen. Bij sojabonen, maïs, rijst, grapefruit, ananas, pinda’s, cacao, appels, cellulose en ethanol staat Nederland op nr. 1 en bij andere producten zoals suikerriet, tabak, citrusvruchten in de top 3.

De Gifatlas bevat ook kaartjes, waarin de oppervlakte Braziliaanse landbouwgrond voor specifieke producten zijn vertaald naar het grondoppervlak van Europese landen. Zo komt bijvoorbeeld het areaal sojabonen in Brazilië (33.245.190 hectare in 2019) overeen met 10,9x het landoppervlak van België of 3,6x Portugal. [227] Omgerekend gaat het om 9,8x het landoppervlak van Nederland.

Residu-niveaus
Essentieel zijn de vergelijkingen tussen de toegestane residu-niveaus in de EU en Brazilië. Voor suikerriet ligt de maximaal toegestane resthoeveelheid Atrazine in de EU bijvoorbeeld op 0,05 mg/kg, terwijl Brazilië 0,25 mg/kg hanteert (5x hoger). De maximale hoeveelheid residu voor glyfosaat in koffiebonen en suikerriet ligt in de EU op 0,1 mg/kg en in Brazilië op 1 mg/kg (10x hoger).

De vraag is of bij de teelt in Brazilië en export naar de EU adequaat rekening wordt gehouden met deze verschillen? En is het toezicht en controle daarop adequaat en betrouwbaar? Zo is bijvoorbeeld de residu-norm voor glyfosaat in koffiebonen in de EU 0,1 mg/kg tegenover 1 mg/kg in Brazilië (10x hoger).

Opmerkelijk is dat het maximale residu van glyfosaat in sojabonen in de EU 2x zo hoog is (20 mg/kg !) dan in Brazilië (10 mg/kg)! Hoe dan ook is 20 mg/kg aan “toegestane” glyfosaatresiduen in de EU een extreem hoog gehalte. Het roept de vraag op of in Brazilië bewust een ´strengere´ residu-norm voor glyfosaat in sojabonen is ingesteld om de export naar de EU en andere landen veilig te stellen? [236+237]

Reststoffen in drinkwater
Een vergelijking tussen de gehalten reststoffen in drinkwater in Brazilië ten opzichte van de EU levert ook onthutsende inzichten op. In de EU mag bijvoorbeeld het residu van Atrazine in drinkwater niet hoger zijn van 0,1 µg/l, tegenover 2 µg/l in Brazilië (20x hoger). Voor Carbofuran (een insecticide) ligt de norm in drinkwater in Brazilië 70x hoger, voor 2.4 D en Chlorpyrifos 300x hoger, voor Diuron (herbicide) 900x hoger, voor Mancozeb en voor Tebuconazole (fungicides) 1.800x hoger.

Absolute uitsmijter is de residu-norm voor glyfosaat in drinkwater [246]. In de EU bedraagt deze 0,1 µg/l tegenover 500 µg/l in Brazilië (5.000x hoger!!) Het zegt iets over de mate waarin dit gif in Brazilië aanwezig is in het ecosysteem, inclusief de drinkwatervoorziening. Je zou cynisch kunnen constateren dat de residunorm voor sojabonen in Brazilië ‘beter’ is geregeld, dan voor drinkwater voor de eigen bevolking.

Toename verboden middelen
Een ander probleem is het bespuiten van gewassen met kleine vliegtuigjes. Dit komt het meeste voor in suikerriet (71%; 4,3 miljoen hectare!) gevolgd door citrusvruchten (16%; 0,9 miljoen hectare) en bananen (9%; ruim 0,5 miljoen hectare). Maar ook sojabonen worden steeds vaker via de lucht bespoten (30.000 hectare in 2015). Problematisch is dat de bewoners in de omliggende dorpen onvoldoende worden ontzien.

Een zorgelijke ontwikkeling is dat bij afnemende werkzaamheid van glyfosaat en andere middelen steeds vaker zwaardere en/of cocktails van bestrijdingsmiddelen worden ingezet in reactie op de oplopende resistentie van onkruiden tegen deze gifsoorten.

Prof. Bombardi stelt verder vast dat het aantal in de EU verboden middelen in Brazilië toeneemt. Maïs en soja spannen de kroon met 32 respectievelijk 35 middelen in 2017 die in de EU verboden zijn [248]. In maïs en soja zijn in Brazilië 120 respectievelijk 150 bestrijdingsmiddelen toegestaan, met een duidelijke toename tussen 2015 en 2017.

Niet uitgesloten is dat residuen van deze middelen via import van grondstoffen voor veevoer en consumentenproducten in de EU-voedselketen terecht kunnen komen.

Arbeid gelijk aan slavernij
Mensonterend is tot slot het hoofdstuk in de Gifatlas over ‘arbeid gelijk aan slavernij’. Het gaat hierbij niet alleen over arbeidsomstandigheden in de agrarische sector, maar ook om onvrijwillige tewerkstelling in kolenmijnen, keramische industrie en in de bouw. Doch veruit het grootste is het aantal gevallen van ‘arbeid gelijk aan slavernij’ in de agrarische sector; in sommige regio’s oplopend tot 75%-100%.  [251]

Geraadpleegde bronnen

 

Dit bericht is geplaatst in Bestrijdingsmiddelen, glyfosaat, Milieu, Soja, Voedselvoorziening, Volksgezondheid, Waterkwaliteit. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.