DE PEEL – De Commissie Van Doorn stelt in het rapport ‘Al het vlees duurzaam in 2020’ dat er in de Nederlandse veehouderij per 1 januari 2012 geen derde en vierde generatie antibiotica meer gebruikt mogen worden. Deze middelen zijn cruciaal om ernstige infecties bij mensen te bestrijden. Uit een overzicht van de Stichting Autoriteit Dierengeneesmiddelen (SDa) blijkt echter dat deze middelen nog steeds op grote schaal worden toegepast in de pluimvee-, runder-, kalveren- en varkenshouderij.
Volgens het document “Overzicht antibiotica die kritisch zijn voor de humane geneeskunde” dat de SDa op 18 mei 2012 heeft gepubliceerd, gaat het om de volgende antibiotica: enrofloxacin, danofloxacin, ceftiofur, cefquinome, difloxacine en marbofloxacine. Deze middelen worden volgens de SDa onder allerlei merknamen, toedieningsvormen en concentraties toegepast bij runderen, kalveren en varkens en pluimvee.
Een uitsnede van de notitie “Overzicht van antibiotica die kritisch zijn voor de humane geneeskunde” (PDF) van de SDa.
Fluoroquinolonen
Bovenstaande antibiotica behoren tot de derde en vierde generatie fluoroquinolonen en cefalosporinen die van groot belang zijn bij de bestrijding van ernstige infecties bij mensen. Tot de fluoroquinolonen behoren danofloxacin, enrofloxacin, marbofloxacine en difloxacine. Deze middelen worden in de veehouderij vooral gebruikt bij de behandeling van infecties van het maagdarmstelsel.
Volgens het Belgisch Centrum voor Farmacotherapeutische Informatie kunnen er na toediening van fluoroquinolonen “resistente bacteriepopulaties ontstaan in de darmflora van deze dieren, die overgebracht kunnen worden naar de darmflora van de mens”. Daarom mogen fluoroquinolonen volgens BCFIvet uitsluitend als tweedelijnsantibiotica worden gebruikt. “Dus na identificatie van de kiem en vaststelling van haar gevoeligheid.” (bron: BCFIvet).
Cefalosporines
De andere twee middelen op de SDa-lijst (ceftiofur en cefquinome) behoren tot de cefalosporinen; een antibioticaklasse met een zogeheten breedspectrum activiteit. De werking van deze middelen is volgens BCFIvet vergelijkbaar met die van aminopenicillinen aangevuld met GRAM-negatieve eigenschappen. Een bekend voorbeeld van een gram-negatieve bacterie is Klebsiella, een ziekteverwekker die in de mond, darmen en op de huid voorkomt.
In 2011 leidde een uitbraak van een Klebsiella-variant tot 28 sterfgevallen in het Maasstad Ziekenhuis in Rotterdam. Andere voorbeelden van gram-negatieve bacteriën zijn salmonella (kunnen voedselvergiftiging of buiktyfus veroorzaken), meningokok (kan hersenvliesontsteking veroorzaken), neisseria gonorrhoeae (kan geslachtsziekte gonorroe veroorzaken), pseudomonas aeruginosa (ziekenhuisbacterie) en chlamydia (veroorzaakt geslachtsziekte).
Commissie Van Doorn
In het rapport “Al het vlees duurzaam in 2020” (PDF), een rapport dat op verzoek van de provincie Brabant is opgesteld door de Commissie Van Doorn, wordt aangegeven dat per 1 januari 2012 geen derde en vierde generatie antibiotica meer gebruikt mogen worden in de veehouderij. Ook zou met ingang van die datum een einde zijn gekomen aan het preventief gebruik van antibiotica (zie uitsnede rapport). De hierboven aangehaalde notitie van de SDa toont aan dat de Commissie Van Doorn deze belofte niet is nagekomen. De commissie verwijst in dit verband naar een ‘zwarte lijst’ van de overheid.
Richtlijn veterinair antibioticumbeleid
In de “richtlijn veterinair antibioticumbeleid” die de Werkgroep Veterinair Antibioticabeleid in november 2011 heeft opgesteld wordt per antibioticum aangegeven óf een middel (nog) gebruikt mag worden in de veehouderij, bij welke dieren en onder welke omstandigheden. De richtlijn is tot stand gekomen op basis van advies van de Gezondheidsraad om het aantal ESBL-producerende bacteriën terug te dringen. ESBL vormt een bedreiging voor de volksgezondheid.
Zo mag bijvoorbeeld het antibioticum enrofloxacin volgens de richtlijn veterinair antibioticumbeleid (PDF) in principe alleen nog maar bij individuele dieren worden toegepast. Hiervoor wordt weer een uitzondering gemaakt, indien er geen alternatief voor handen is. Dit wordt aangeduid met de kleur oranje. Uit de eerder aangehaalde notitie van de SDa blijkt evenwel dat enrofloxacin ook wordt gebruikt in de pluimveehouderij, een sector waar dieren in grote koppels worden gehouden en individuele behandeling niet mogelijk is.
Datzelfde geldt in meer of mindere mate voor de andere veehouderijen waar dieren eveneens dicht op elkaar verblijven (varkens, kalveren) met een grote kans op kruisbesmetting. De meeste antibiotica die de SDa noemt in de notitie “Overzicht van antibiotica die kritisch zijn voor de humane geneeskunde” hebben in de richtlijn de aanduiding oranje. De middelen die met rood zijn aangeduid, zijn verboden bij “voedselproducerende” dieren. De kleur geel betekent dat deze middelen pas in tweede instantie bij individuele dieren mogen worden gebruikt op basis van adequate diagnostiek. (klik op afbeeldingen voor groter formaat)
Belofte niet nagekomen
Op basis van bovenstaande documenten kan worden geconcludeerd dat de Commissie Van Doorn (PDF) zijn belofte niet is nagekomen. Er worden nog steeds op grote schaal derde en vierde generatie antibiotica gebruikt in de intensieve veehouderij die van groot belang zijn voor de humane geneeskunde. Dit feit werd onlangs ook bevestigd door een onderzoek van de Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit (NVWA), waaruit blijkt dat er in de pluimvee- en kalverenhouderij nog steeds op grote schaal derde generatie antibiotica worden gebruikt. Bij 77 procent van de kalverenbedrijven zitten derde generatie antibiotica zelfs nog standaard in het geneesmiddelenpakket. Veelal zonder adequate diagnose door een dierenarts, aldus de NVWA. Dit heeft –terecht- geleid tot strengere maatregelen van minister Schippers tegen (illegaal) antibioticagebruik. Veelzeggend: LTO Nederland vindt deze maatregelen ‘te drastisch’.