GEMERT-BAKEL – De wedstrijd om de mestfabriek is vorige week weer in alle hevigheid opgelaaid. In het Eindhovens Dagblad stond een artikel waaruit blijkt dat de Mest Afzet Coöperatie Elsendorp (MACE) toch overweegt om een grote mestfabriek op industrieterrein Wolfsveld te bouwen met een capaciteit van ruim 400.000 ton. Het plan voor de mestvergister is dan wel afgeblazen, maar een ander type mestverwerker wordt niet uitgesloten.
De plaatselijke ondernemers stelden MACE prompt een schadeclaim in het vooruitzicht. Werkgroep Stop de mestfabriek noemde het voornemen (evenals het vorige plan) ‘onacceptabel’ en de VVD gaf aan dat ‘Wolfsveld II ongeschikt is voor grootschalige mestverwerking’. Woordvoerder Frans Meulenmeesters probeerde de zaak te sussen met de uitspraak dat MACE (nog) ‘geen grond van Unidek heeft gekocht’. Dit spelletje ‘paniekvoetbal’ toont aan dat niemand (behalve de varkenshouders) op een mestfabriek in zijn achtertuin zit te wachten.
Worstelen met mestfabrieken
Niet alleen lokaal; ook op provinciaal niveau worstelen politici en bestuurders met de mestfabriekenproblematiek. Uit een notitie van de provincie blijkt dat er in Brabant (voornamelijk in de Peel en Kempen) circa 20 tot 30 mestfabrieken van 200.000 ton nodig zijn om de uit de hand gelopen varkenshouderij te ‘verlossen’ van het enorme mestoverschot. Daarnaast zijn er nog minstens drie ‘opwerkingsfabrieken’ nodig om de dikke prut van deze mestfabrieken om te zetten naar mestkorrels. Daarmee zijn we er nog niet.
Uit de provinciale notitie valt op te maken dat er ná 2015 nog eens 20 tot 30 mestfabrieken à 200.000 ton éxtra nodig zijn. De vraag of deze mestfabrieken daadwerkelijk bijdragen aan het herstel van de verstoorde mineralenkringloop wordt simpelweg overgeslagen. In werkelijkheid lossen mestfabrieken het mineralenoverschot helemaal niet op: ze verplaatsen het probleem hooguit. Kennelijk is dat van ondergeschikt belang.
Stinkende buurman
In de notitie die naar Provinciale Staten (het Brabants parlement) is gestuurd, staat dat de provincie van plan is mestfabrieken tot een capaciteit van 200.000 ton wil toelaten in het buitengebied. Deze fabrieken zouden volgens de provincie op vrijkomende veehouderijlocaties moeten komen en maximaal 1,5 hectare groot mogen worden. Mestfabrieken boven 200.000 ton zouden naar een industrieterrein moeten. In september moet Provinciale Staten hierover een besluit gaan nemen.
De kans echter dat er mestfabrieken boven de 200.000 ton op industrieterreinen komen, acht het provinciebestuur zelf gering. In de notitie schrijft GS namelijk: ‘In principe is er voldoende ruimte op bedrijventerreinen, maar grootschalige mestverwerking stuit op verschillende plaatsen op veel bezwaar vanuit de omgeving.’ Met andere woorden: het midden- en kleinbedrijf wil geen mestfabriek als buurman. Zie het verzet van de ondernemers op Wolfsveld.
Buitengebied wordt industrieterrein
Dat betekent dat zeker niet is uitgesloten dat de mestfabrieken die het provinciebestuur in het buitengebied wil toestaan in de periode ná 2015 fors worden opgeschaald. Want, zo zal de redenering dan weer luiden: uitbreiding van een bestaande mestfabriek is toch logischer dan weer een nieuwe (onvindbare) locatie te zoeken? Daarmee dreigt het schaarse buitengebied van Brabant definitief te veranderen in een industrieterrein. Een bijzonder slechte voorzet.
Het provinciebestuur zegt weliswaar dat zij maximaal grip wil houden op deze ontwikkelingen, zowel wat betreft het aantal locaties als de capaciteit van deze mestinstallaties. Het zijn mooie beloften. Een veeg teken is dat nu al in de notitie wordt aangeven dat de provincie over beperkte (wettelijke) middelen beschikt om de mestfabrieken in de hand te houden. Daarnaast is er nóg een reden om zeer kritisch naar de bouw van deze installaties te kijken.
Geen draagvlak
In de notitie wordt omfloerst gewaarschuwd voor (citaat) ‘al te ruimhartige ruimtelijke benadering die op termijn kan bijdragen aan een mogelijke groei van de veestapel indien dit gaat leiden tot het afschaffen van het dierrechtensysteem’. Kortom, er is geen draagvlak voor mestfabrieken, ze lossen niets op, en vormen zelfs een risico voor verdere groei van de veestapel.
De huidige situatie lijkt op een voetbalwedstrijd, waarbij alle partijen om het hardst de bal buiten spel proberen te trappen. Degene die mist, is straks de klos. Uiteindelijk zal de uitslag iedereen teleurstellen. Het wordt tijd dat bestuurders, politici en veesector zich gaan bezinnen op hun strategie. Brabant leefbaar. Minder beesten.
Stichting Mens, Dier & Peel
Beste mensen, goed gesproken. Maar er is meer. Er is v e r w a c h t i n g: over 9 maanden zijn er verkiezingen en dat is de ultieme kans om partijen die de vee-industrie ondersteunen, voorgoed weg te stemmen. Vergeet dat niet! Denk er om: ga niet af op hun beloften, maar kijk wat ze voor, of beter gezegd t e g e n de burger gedaan hebben. Koop hun producten niet!