DEN BOSCH – Het provinciebestuur van Brabant wil zelf locaties gaan aanwijzen voor de bouw van 12 grote mestfabrieken met een capaciteit van 200.000 ton per installatie. Dat meldt het Brabants Dagblad vandaag. Tijdens een commissievergadering bleek gisteren dat de provincie denkt aan locaties ‘op afstand van burgerbewoning’. Het BD meldt verder dat na realisering van genoemde 12 mestfabrieken de komende jaren nog eens 10 installaties nodig met een vergelijkbare capaciteit.
Uit een toelichting van gedeputeerde Yves de Boer valt op te maken dat provincie en veesector niet langer inzetten op mestvergisters vanwege de hoge kosten en stankoverlast, maar fabrieken waarin het water uit de mest wordt verwijderd door verdamping en droging.
De voorzet van PvdA-woordvoerder Antoinette Knoet-Michels (‘misschien is het verstandiger om een paar grote fabrieken te bouwen’) werd volgens het BD direct beantwoord door CDA’er Noud van Vught: “Langs de Middenpeelweg in Oost-Brabant waar weinig mensen wonen, kun je best een of meerdere fabrieken van een half miljoen ton kwijt.”
Het BD meldt dat er momenteel plannen liggen voor de bouw van 20 mestfabrieken. De meeste hiervan zijn gesitueerd in de nu al overbelaste Peelregio. De fracties van CDA en VVD drongen volgens het bericht in het BD aan op een ‘strakke provinciale regie nu veel gemeenten met het oog op de raadsverkiezingen van maart 2014 geen beslissingen nemen over allerlei mestverwerkingsplannen.’ Gedeputeerde Yves de Boer suggereerde dat de provincie zelf het heft in handen gaat nemen.
Bron: Brabants Dagblad
De mythe van de mestvergister
20-12-2012 Het vergisten van mest wordt steeds vaker gezien als dé oplossing voor het mestprobleem in Nederland. Brabant kampt al jaren met een mestoverschot; de mestvergisters schieten hier dan ook als paddestoelen uit de grond. Het gebruik van deze mestfabrieken zorgt echter voor meer problemen dan oplossingen.
De mestvergister is in opkomst. Bovenop de reeds bestaande mestfabrieken, liggen er plannen om in Weert mest te vergisten op een ‘biocampus’. In buurtschap de Logt in de gemeente Oisterwijk staat ook een mestfabriek op stapel, net als in Halsters Laag bij Bergen op Zoom. De verwachting is dat er nog veel zullen volgen. Aan provincie en gemeenten zal het niet liggen; het bevoegd gezag draagt de opmars van de mestfabriek een warm hart toe.
Mestvergisters worden mogelijk gemaakt bij projecten zoals in De Logt in Oisterwijk waar mestvergisters tot provinciaal worden beleid worden gemaakt. Hierbij werkt de provincie mee om de Verordening Ruimte (en op termijn bestemmingsplannen) aan te passen en dus mestvergisters mogelijk te maken op locaties waar het eigenlijk niet mag. Voorstanders van mestvergisters stellen vaak dat mestvergisting een pasklare oplossing biedt voor de vermindering van stikstofbelasting. Het digestaat, oftewel het restproduct, bevat echter meer stikstof dan de oorspronkelijke mest. Voorstanders voeren ook dikwijls aan dat de mineralenkringloop beter kan worden gesloten. Niets is echter minder waar. Door het gebruik van mestvergisters, neemt de hoeveelheid mineralen juist toe omdat aan de mest extra organisch materiaal zoals maïs wordt toegevoegd.
Mijn grootste bezwaar tegen het gebruik van mestvergisters is dat het de intensieve veehouderij een nog prominentere plek geeft in de samenleving. Doordat mest nu een noodzakelijk middel wordt om energie op te wekken, is er voor de agrariër geen reden meer om de veestapel uit te dunnen en daarmee het dierenwelzijn te verbeteren. De laatste jaren is ook gebleken dat de kwaliteit van leven voor omwonenden in meerdere opzichten achteruit gaat. Stankoverlast is hierbij het grootste probleem. Mestvergisters zorgen voor een andere ruimtelijke verdeling van geur en dat heeft een grote impact op de belevingswaarde. Mestvergisters zorgen daarnaast ook voor geluidsoverlast, stof en verkeersbewegingen behorende bij de bedrijfsvoering.
Het meest schrijnende aan bovenstaande problematiek is misschien nog wel dat zelfs natuurbeschermingsorganisaties zoals Natuurmonumenten en particulieren zoals de eigenaars van landgoed Rosephoeve in Oisterwijk meegaan in deze catastrofale beweging. In ruil voor het toestaan van een mestvergister krijgen natuurbeschermers en landgoedeigenaren geld om kwetsbare natuur in stand te houden. Het kleine beetje extra natuur staat echter absoluut niet in proportie met de schade die wordt aangericht door de milieuproblemen die de intensieve veehouderij met zich meebrengt. Het is dan ook onbegrijpelijk dat natuurorganisaties hun geloofwaardigheid en goede reputatie te grabbel gooien door samenwerkingsverbanden aan te gaan met de vervuiler. De vervuiler verdient, de natuur betaalt eens te meer de rekening.
Er wordt te veel mest geproduceerd in Brabant, dat staat buiten kijf. Maar dat betekent niet dat mestvergisting de beste oplossing is voor dit probleem. Mestverwerking brengt een onuitputtelijke stroom van negatieve effecten met zich mee. Het is zaak dat er door agrariërs en het bevoegd gezag wordt gekeken naar alternatieven voor het mestprobleem, zoals het verkleinen van de veestapel. Oogkleppen moeten af, vee moet diervriendelijk worden behandeld en natuurorganisaties zouden er goed aan doen om hun statuten nog eens na te lezen. Op die manier dwalen zij in het vervolg hopelijk minder af van hun doelstellingen.
Marco van der Wel is Statenlid in Brabant namens de Partij voor de Dieren
Mest stinkt niet alleen. Een aspect van die mest dat weinig aan de orde komt, is dat mest net zoals in het onderzoek van Tiedje vol antibiotica en multiresistente bacteriën als MRSA en ESBL zit. Het zou me niet verbazen als er inmiddels ook al carbapenemase vormende bacteriën in zaten, die meer dan een jaar terug reeds in Duitse stallen zijn gesignaleerd. Bekend is dat mensen ook door mest met Q-koorts opgelopen hebben.
Hee! Marco! Toeval? Dat van die aanzuigende werking in mijn reactie is er dankzij u. Op het provinciehuis hebt u mij daar G. z. d, op geattendeerd. Ongetwijfeld hebt u vernomen dat de situatie bij de mestfabriek in Coevorden? dusdanig is, dat kindertjes naar binnen worden gestuurd, waar tegen Esther? van de Partij voor de Dieren in het geweer is gekomen. Echter min of meer als een vervolg op uw voortreffelijk schrijven is er nog iets. Bij Eindhoven schijnt men een grote fabriek te bouwen, waar “afval”, “milieuvriendelijk”, wordt verwerkt. Als ik me niet vergis, wordt ook slachtafval en mest, straks aangeboden als “groene” energie. Die heb ik dus niet nodig, want dan kan ik net zo goed atoomstroom aanschaffen. Het schijnt dat de fabriek ook nog eens B I O son gaat heten. Als dit allemaal juist is, vind ik het een grote laaienlichterij of moet ik zeggen: boerenbedrog?