DEN HAAG / DE PEEL – Het aantal melkkoeien dat de wei in mag om te grazen, is tussen 1997 en 2013 flink gekelderd. Met name in het zuidelijk weidegebied waar Brabant en Limburg onder vallen. In 1997 liep daar nog 91 procent van de koeien in de wei. Vorig jaar was dat gedaald tot 54 procent. Ofwel 46 procent van de melkkoeien staat in Zuid-Nederland permanent op stal. Onder het jongvee zijn de cijfers nog slechter. De vraag is of die tendens, nu het einde van de melkquotering in 2015 nadert, met een stimuleringspremie van de zuivelfabriek kan worden omgebogen?
Volgens De Boerderij kon in 2013 70 procent van de Nederlandse koeien genieten van weidegang. Dat betekent volgens het blad dat er ‘een einde lijkt te zijn gekomen aan de jarenlange daling van het aantal melkkoeien dat weidegang krijgt.’ Inderdaad tekent zich voor wat betreft het Nederlands gemiddelde een voorzichtige afvlakking af tussen 2012 en 2013, maar of dat zo blijft is nog maar de vraag?
Conclusies discutabel
Bovendien is het trekken van dergelijke conclusies op basis van twee opeenvolgende jaren tamelijk discutabel. Zeker als de impact van het afschaffen van de melkquotering in 2015 buiten beschouwing wordt gelaten. Momenteel wordt er fors gebouwd binnen de melkveehouderij, terwijl de extra hectares grond om deze te dieren te laten grazen niet uit de lucht komen gevallen. De kans dat dit alsnog gaat gebeuren in de overbelaste veegebieden in het zuiden, is nihil.
Dit beeld wordt steeds zeldzamer: koeien in de wei. In dit geval zelfs van het aloude ras Maas, Rijn en IJssel (MRY) waarvan sommige koeien nog mét horens. Foto (c): MDP
Toon van Hoof, woordvoerder melkveehouderij bij LTO Nederland, reageerde deze week desondanks verheugd op de CBS-cijfers in De Boerderij. “Laten we hopen dat de bewustwording over het belang van weidegang een stimulans is om koeien weidegang te blijven bieden en de trend van opstallen om te kunnen buigen naar een trend naar meer weidegang.”
Natuurlijk valt het toe te juichen dat koeien de wei in mogen. Laat daar geen misverstand over bestaan. Maar de trend op lange termijn die achter de cijfers van het CBS verscholen zit, is een geheel andere. Zo is het aantal melkkoeien in Nederland dat nooit meer in de wei kan rondlopen (en dus altijd op stal blijft) in Nederland tussen 1997 en 2013 toegenomen van 8 naar 30 procent.
Bijna helft koeien altijd op stal
In het zuidelijk weidegebied was die trend aanmerkelijk hoger: 46 procent van het melkvee kwam in 2013 nooit meer in de wei tegenover 9 procent in 1997. Met andere woorden: in Zuid-Nederland mocht in 2013 nog maar 54 procent van het melkvee naar buiten om te grazen. Uit de cijfers blijkt verder dat de afname in weidegang in het zuiden veel forser was dan elders in Nederland.
Daling aantal uren in wei
Wanneer we inzoomen op de cijfers, zien we dat van de koeien die wél in de wei mogen om te grazen het aantal uren dat ze per dag buiten doorbrengen fors is afgenomen. In 1997 liep een koe in Nederland gemiddeld 9 uur per dag in de wei; in 2013 was dat 8 uur. In dezelfde periode nam het aantal uren weidegang per dag in het zuidelijk weidegebied af van 9 naar 7 uur per dag. Dat lijkt niet veel, maar omgerekend is dat een daling van 22 procent.
Nog maar 14 procent komt ’s nachts buiten
Als we kijken naar het percentage koeien dat zowel overdag als ’s nachts in de wei mag, dan zien we ook hier een stevige achteruitgang. In 1997 kon gemiddeld 52 procent van het melkvee in Nederland dag en nacht naar buiten. In 2013 was dat gedaald naar 23 procent. Opnieuw was de daling in het zuidelijk weidegebied naar verhouding groter: van 43 procent in 1997 naar 14 procent in 2013. Ofwel 86 procent van het melkvee staat ’s nachts op stal.
Jongvee ziet steeds minder weiland
Bovenstaande cijfers hebben betrekking op melkgevende koeien. Wanneer we kijken naar jongvee, dan wordt de trend naar steeds vaker en langer opstallen nog duidelijker. Uit de cijfers van het CBS blijkt dat jongvee in Zuid-Nederland tot de leeftijd van 1 jaar gemiddeld nog maar 20 dagen per jaar buiten loopt tegenover 119 dagen in 1997.
Een vergelijkbare trend, zij het minder fors, is te zien bij jongvee vanaf 1 jaar en ouder. In Zuid-Nederland liepen deze dieren in 2013 gemiddeld 94 dagen in de wei tegenover 181 dagen in 1997.
Weidegangpremie versus einde melkquota
LTO Nederland hoopt dat het convenant weidegang gaat bijdragen aan het stimuleren van de weidegang. Daarnaast proberen zuivelfabrieken met de weidegangpremie de melkveehouders zo ver te krijgen dat ze de deuren van de stal openzetten. Of het voldoende is om de trend écht te keren zal moeten blijken.
De afschaffing van de melkquota, de bouwhausse aan nieuwe stallen voor melkvee en het gebrek aan voldoende landbouwgrond om deze dieren te weiden, zullen over een jaar of twee zijn terug te vinden in de cijfers van het CBS. Tegen deze achtergrond is de kans zeer groot dat in de zuidelijke provincies steeds meer melkkoeien permanent op stal zullen staan en dus steeds meer het varken en de kip achterna gaan…
Zie ook:
- ZLTO wil groei melkveehouderij via 100% mestverwerking
- Afschaffen productiebegrenzing leidt tot groter mestprobleem
- PBL: ‘Grotere veestapel geeft meer risico’s volksgezondheid’
Dus na de kip en het varken, is de koe de volgende met levenslange opsluiting!